• troef·call
enkelvoud meervoud
naamwoord troefcall
verkleinwoord

troefcall

  1. (kaartspel) een Surinaams kaartspel dat lijkt op klaverjassen en hartenjagen
     Bangsa Jawa grijpt de drukbezochte soos op vrijdagavond (bami! gamelan! troefcall!) aan om voorlichting te geven over zaken als medicijngebruik, remigratie en de menopauze.[2]
     De mensen kwamen langs om wat te eten en te drinken en ik maakte met de microfoon in de hand een praatje met de gasten en draaide muziek, latin en soul. 's Nachts werd er gekaart, troefcall, om flinke sommen geld. Dat ging door tot de zon opkwam.'[3]
vervoeging van
troefcallen

troefcall

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troefcallen
    • Ik troefcall. 
  2. gebiedende wijs van troefcallen
    • Troefcall! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troefcallen
    • Troefcall je? 
  1. troefcall op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Suri-Javaan, minderheid der minderheden” (14 juli 2009), Het Parool
  3.   Weblink bron
    Patrick Meershoek
    “Wouter: 'We gingen door tot de zon opkwam'” (1 augustus 2015), Het Parool