Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tri·plet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stel van drie’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord triplet triplets
tripletten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

triplet m / o [3]

  1. stel van drie bij elkaar horende zaken
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

 
A triplet


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
triplet triplets

Zelfstandig naamwoord

triplet

  1. (muziek) triool
Hyperoniemen
Verwante begrippen