• tri·cho·fo·bie
enkelvoud meervoud
naamwoord trichofobie -
verkleinwoord - -

de trichofobiev

  1. (psychologie) ziekelijke angst voor losse haren en haaruitval
     Trichofobie, oftewel een afschuw van losse haren, bijvoorbeeld op kleding of in het doucheputje, is een van de meest voorkomende menselijke angsten.[1]
  1.   Weblink bron
    Hugh Aldersey-Williams (vert. Inge Pieters)
    “Anatomie: het grote verhaal van het menselijk lichaam”, e-book (2013), Uitgeverij De Bezige Bij b.v., Amsterdam, ISBN 9789400403567, hfst. Het hoofd