treurroos
- treur·roos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | treurroos | treurrozen |
verkleinwoord | treurroosje | treurroosjes |
- (plantkunde) op stam geënte bodembedekkende roos
- ▸ Treurrozen zijn op stam geënte (of geocculeerde) ramblers of bodembedekkende rozen. Met hun sierlijk overhangende takken vol bloemenpracht die bijna tot de grond raken zijn ze in de tuin een schitterende blikvanger.[2]
- Het woord 'treurroos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "treurroos" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rozenwekerij Casteels“treurroos”, De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be