• trein·per·so·neel
enkelvoud meervoud
naamwoord treinpersoneel
verkleinwoord

het treinpersoneelo

  1. mensen die werkzaam zijn in een trein en in dienst zijn van een spoorwegmaatschappij
     "Vandaag is deze trein bomvol en het treinpersoneel doet uitstekend zijn best om iedereen te helpen. Maar de realiteit is dat er niet genoeg treinen zijn, we hebben er meer nodig, en ze zijn ook nog eens ontzettend duur." Volgens Corbyn zou het beter zijn om de spoorwegen weer te nationaliseren.[2]
     'NS bekijkt meer variatie voor treinpersoneel'[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Oneerlijke' Labour-leider Corbyn verwikkeld in 'traingate'” (Dinsdag 23 augustus 2016, 22:23), NOS
  3.   Weblink bron “'NS bekijkt meer variatie voor treinpersoneel'” (Woensdag 2 november 2016, 01:35), NOS