transitvisum
- tran·sit·vi·sum
- samenstelling van transit zn en visum zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | transitvisum | transitvisums transitvisa |
verkleinwoord |
het transitvisum o
- een officiële toestemming gedurende een korte tijd in een land verblijven om door te kunnen reizen naar een ander land
- Het woord transitvisum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.