Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tran·sit·vi·sum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord transitvisum transitvisums
transitvisa
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het transitvisumo

  1. een officiële toestemming gedurende een korte tijd in een land verblijven om door te kunnen reizen naar een ander land
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie