transitieperiode
- tran·si·tie·pe·ri·o·de
- samenstelling van transitie en periode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | transitieperiode | transitieperioden transitieperiodes |
verkleinwoord | transitieperiodetje | transitieperiodetjes |
de transitieperiode v
- periode van overgang tussen de ene toestand en de andere
- Het woord transitieperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.