transcontinentaal

  • trans·con·ti·nen·taal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen transcontinentaal transcontinentaler transcontinentaalst
verbogen transcontinentale transcontinentalere transcontinentaalste
partitief transcontinentaals transcontinentalers -

transcontinentaal [1]

  1. van het ene naar het andere continent
     Verpletterend mooi, zonder dat ze iets seksbommerigs of plomps heeft, ze is niet geaffecteerd, niet speciaal bevallig of elegant, ongeveer twee kilo te zwaar voor Europese modeontwerpers die jonge anorectische jongens voor ogen hebben, ook niet vulgair à la Swimsuit Illustrated, maar trotse Amerikaanse import, het resultaat van een complex transcontinentaal project, een Latijn-Amerikaanse/Oost-Europese samenwerking[2]
  2. van het ene naar het andere uiteinde van een continent
     De man die in de plaats Froidchapelle in de Belgische Ardennen een 72-jarige Nederlandse deelnemer aan de fietswedstrijd Transcontinental Race doodreed, heeft zich zondagmiddag gemeld bij de Belgische politie.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Man die Nederlander doodreed geeft zich aan” (30 jul. 2017), De Telegraaf