• tra·ne·loos
  • afgeleid van traan met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellend
onverbogen traneloos
verbogen traneloze

traneloos

  1. waarbij huilen uitbleef
    • Wat ze verder uitte had een kort traneloos snikken verstikt. [1]
  • Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[2] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[3]