tortel
- tor·tel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tortel | tortels |
verkleinwoord | torteltje | torteltjes |
vervoeging van |
---|
tortelen |
tortel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tortelen
- Ik tortel.
- gebiedende wijs van tortelen
- Tortel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tortelen
- Tortel je?
- Het woord tortel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tortel" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be