• tor·tel
vervoeging van
tortelen

tortel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tortelen
    • Ik tortel. 
  2. gebiedende wijs van tortelen
    • Tortel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tortelen
    • Tortel je? 
86 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]