• top·kruis
enkelvoud meervoud
naamwoord topkruis topkruisen
topkruizen
verkleinwoord topkruisje topkruisjes

het topkruiso

  1. op hoogste punt aangebracht teken bestaande uit een verticale balk met een dwarsbalk waarvan de delen die opzij uitsteken even lang zijn en niet korter dan het deel van de verticale balk dat boven hen uitsteekt
    1. kruis op een bergtop
      • Even later krijgt u uitzicht op het plaatsje Vollem met de windmolens en het topkruis op de Eulenberg. [1]
    2. kruis op een gebouw
      • Is de geveltop werkelijk de uitdrukking van een zich daarachter bevindend dak, of steekt hij, het topkruis ongerekend, werkelijk drie en een halve el boven het dak uit? [2]
    3. kruis op een gedenkteken
      • Het monument was oorspronkelijk nog voorzien van een topkruis, blijkens de schade bovenop het nisvormige deel. [3]
    4. kruis op een staf
      • Sedert de 4e eeuw komt het lam als Christus-symbool voor (…). Veelal draagt het een staf met topkruis en kruisvaan. [4]