tooi
- tooi
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tooi | tooien |
verkleinwoord | tooitje | tooitjes |
- (kleding) versiersel dat dient om te tooien
vervoeging van |
---|
tooien |
tooi
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tooien
- Ik tooi.
- gebiedende wijs van tooien
- Tooi!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tooien
- Tooi je?
- Het woord tooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tooi" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |