• to·neel·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord toneelmaker toneelmakers
verkleinwoord

de toneelmakerm

  1. (beroep) persoon die een toneelvoorstelling produceert
     De toneelmaker hield de afgelopen maanden zijn mond. "Zelfs mijn naaste partner die ook betrokken was bij die musical, had ik het niet verteld. Verder dan de dood kan het geheim van je leven niet gaan, als iemand dat met je deelt, moet je dat respecteren."[1]
     De toneelmaker hoorde vanochtend via het nieuws over het overlijden van Bowie. "Hij heeft me meer dan een jaar en drie maanden geleden verteld dat hij leverkanker had, net nadat hij het zelf had gehoord. Hij zei dat omdat hij wist dat hij er misschien niet altijd zou kunnen zijn."[2]


  1.   Weblink bron “'Ik besefte dat ik Bowie die avond voor de laatste keer zou zien'” (maandag 11 januari 2016, 18:39), NOS
  2.   Weblink bron “'Bowie voerde een ongelooflijke strijd'” (maandag 11 januari 2016, 10:50), NOS