toetsing
- toet·sing
- Naamwoord van handeling van toetsen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toetsing | toetsingen |
verkleinwoord | toetsinkje | toetsinkjes |
de toetsing v
- het toetsen (onderzoeken) naar waarde, juistheid, omvang, strijdigheid met iets anders etc.
- Het woord toetsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toetsing" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be