• toet·se·nist
  • afgeleid van toets met het achtervoegsel -ist met het invoegsel -en-
enkelvoud meervoud
naamwoord toetsenist toetsenisten
verkleinwoord toetsenistje toetsenistjes

de toetsenistm

  1. (muziek), (beroep) bespeler van een muziekinstrument met een klavier
    Vooral gebruikt in muziekgenres als pop en rock waarin iemand vaak meerdere typen klavierinstrumenten kan bespelen.
     Toen hij twee jaar geleden op reünie-tour was met de „oude mannen van Klein Orkest”, als vervangend toetsenist en enige profmuzikant van het gezelschap, speelden ze in Assen en daar zag hij in een hoekje een exacte kopie van de piano staan, als nieuw.[1]
  1.   Weblink bron
    Leendert van der Valk
    “‘Zoals je een gitaar meeneemt naar de camping, de ultieme vrijheid, biertje erbij. Maar dan op de piano’” (13 augustus 2021) op nrc.nl