tinmijn
  • tin·mijn
enkelvoud meervoud
naamwoord tinmijn tinmijnen
verkleinwoord

de tinmijnv / m

  1. plaats waar men cassiteriet delft waaruit men tin kan winnen
    • Aanhangers en tegenstanders van Chávez gaan elkaar vaak te lijf. Maar ook onder de beroepsgroep die achter Morales zou staan, de mijnwerkers, groeit het verzet. Gisteren kwamen bij Bolivia's grootste tinmijn, bij de stad Huanuni, twee mijnwerkers om bij gevechten met de politie. [2] 
    • In de zuidelijke provincie Guangdong brak een dam bij een tinmijn door na een aardverschuiving. Vijf mensen kwamen om, zes personen worden vermist. Het gebied is getroffen door de zwaarste regenval in bijna zestig jaar tijd. [3] 
75 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]