Nederlands

 
timbaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • tim·baal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord timbaal timbalen
verkleinwoord timbaaltje timbaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de timbaalv

  1. (muziekinstrument) een metalen slagwerkinstrument bestaat uit een ronde, iets gekromde metalen schijf die, afhankelijk van het gebruik, in het midden opgehangen is in een standaard of met een koord of riem wordt vastgehouden
  2. puddingvorm
Synoniemen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen