tienjarige
- Geluid: tienjarige (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtinjarəɣə / (4 lettergrepen)
- tien·ja·ri·ge
tienjarige
- verbogen vorm van de stellende trap van tienjarig
- Hij pakte zijn studie na een tienjarige onderbreking weer op.
- ▸ Toen ik mijn tienjarige zoon vroeg wat hij ervan vond dat ik zo lang weg zou zijn, antwoordde hij: ‘Geen idee, dat weet ik toch pas als je weg bent?’ Grappig vond ik zijn opmerking over het motief van mijn reis: ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’ Mijn vijftienjarige dochter reageerde net als mijn vrouw pragmatisch en recht door zee.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tienjarige | tienjarigen |
verkleinwoord |
- levend wezen dat 10 jaar oud is of iets dat 10 jaar bestaat
- De tienjarige ging naar een basisschool in de buurt.
- Het woord tienjarige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers