Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • 10-·ja·ri·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

10-jarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van 10-jarig
    • De 10-jarige jongen verdwaalde in het bos. 
Schrijfwijzen
enkelvoud meervoud
naamwoord 10-jarige 10-jarigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de 10-jarigev / m

  1. persoon die 10 jaar oud is of iets dat 10 jaar bestaat
    • De 10-jarige gaat naar een basisschool in de buurt. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid