thuisnederlaag
- thuis·ne·der·laag
- samenstelling van thuis zn en nederlaag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisnederlaag | thuisnederlagen |
verkleinwoord |
- (sport) verloren wedstrijd van de club die in het eigen stadion heeft gespeeld
- Het woord thuisnederlaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Willem II in blessuretijd naast Utrecht; Van den Brom door het lint” (Zondag 16 februari 2020, 18:55), NOS
- ↑ Weblink bron “Van Polen: 'Heb er nog vertrouwen in'” (Zondag 16 februari 2020, 19:04), NOS