Nederlands

 
Opstijgende warme luchtbellen tussen de grond en een cumuluswolk.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ther·miek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘opstijgende luchtstroom’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1]
  • uit het Grieks [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord thermiek thermieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de thermiekv [3]

  1. (meteorologie) opstijgende warme luchtbellen in de atmosfeer
    • Hoog in de lucht laat een roofvogel zich drijven op de golven van de thermiek.[4] 
    • WK Zeilvliegen: "Het is hier, ondanks 30 graden, winter en dus zijn de dagen kort. Dat betekent dat de thermiek vroeg zwak wordt. Je moet dus snel schakelen en veel gokken. Het weer is de laatste dagen slechter geworden en dat maakt de wedstrijd zwaar. Maar de top blijft wel continue presenteren", vertelt hij vol bewondering.[5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen