therapietrouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- the·ra·pie·trouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van therapie en trouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | therapietrouw | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) mate waarin een voorgeschreven therapie door een patiënt wordt opgevolgd
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord therapietrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.