• the·a·ter·tour·nee
enkelvoud meervoud
naamwoord theatertournee theatertournees
verkleinwoord theatertourneetje theatertourneetjes

de theatertourneem

  1. de rondgang van een artiest langs verschillende schouwburgen.
    • De cabaretier ging met zijn cabaretprogramma een theatertournee langs 20 schouwburgen maken. 
  1. theatertour