• the·a·ter·le·ven
enkelvoud meervoud
naamwoord theaterleven
verkleinwoord

het theaterleveno [1]

  1. alles en iedereen die betrokken is bij het theater
     Ik had veel over het theaterleven geleerd, en een beetje over de wereld.[2]
     Schilder Isaac Israels liet zich volop inspireren door de industriële groei en het rijke theaterleven in Den Haag en de mondaine badplaats Scheveningen. Alledaagse onderwerpen als wandelende en winkelende mensen in Haagse straten, flanerende dames op de boulevard in Scheveningen en ezeltje rijden op het strand verbeeldt de kunstenaar op een spontane en lichte manier.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Dochter van het verraad” (1991), Saga, ISBN 9788726484861
  3.   Weblink bron “Historische kijk op Den Haag en Scheveningen” (Vrijdag 3 augustus 2012, 14:45), NOS