• tha·na·to·fi·lie
enkelvoud meervoud
naamwoord thanatofilie -
verkleinwoord - -

de thanatofiliev

  1. sterke persoonlijke interesse in doodgaan
     Hij heeft een hekel aan bier drinken, aan seks, aan feesten, aan overmaat, aan alles wat mondain is - en kent zelf maar één verlangen, namelijk doodsverlangen, thanatofilie.[1]
  2. (psychologie) obsessie met sterven
     Verscheidene seriemoordenaars in de gezondheidszorg, onder wie Genene Jones lijden aan zogenoemde thanatofilie, een obsessieve belangstelling voor alles wat met dood te maken heeft.[2]
  1.   Weblink bron
    Hub Zwart
    De tragedie: kleine genealogie van het imperialisme in: Uil van Minerva, jrg. 19 nr. 2 (15 april 2003), Universiteit Gent, p. 115
  2.   Weblink bron
    Paula Lampe
    “Seriemoordenaars in de gezondheidszorg” (2014), Paula Lampe, ISBN 9789402125788, p. 126