tewerkstellen
- te·werk·stel·len
- samenstelling van tewerk en stellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tewerkstellen |
stelde tewerk |
tewerkgesteld |
zwak -d | volledig |
tewerkstellen
- overgankelijk een arbeidsbetrekking verlenen aan iemand
- Zij werden tewerkgesteld bij het wegenonderhoud.
1. een arbeidsbetrekking verlenen aan iemand
- Het woord tewerkstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.