• ten·zij
  • In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1453 [1]
  • van het en zij (niet) : indien het niet zo is dat..

tenzij

  1. behalve wanneer, mits niet
    • Tenzij iemand hem uit die vloedgolf redt, zal hij verdrinken. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]