Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·nis·toer·nooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tennistoernooi tennistoernooien
verkleinwoord tennistoernooitje tennistoernooitjes

Zelfstandig naamwoord

het tennistoernooio

  1. een georganiseerde reeks tenniswedstrijden waarin ploegen of individuele spelers het tegen elkaar opnemen, met als doel achteraf een winnaar te kunnen aanduiden
     Een tennistoernooi, georganiseerd door de nummer 1 van de wereld Novak Djokovic, bleek eveneens een besmettingshaard. Djokovic zelf en een aantal andere deelnemers liepen het coronavirus op. Spelers hadden elkaar omhelsd en er waren feestjes in de avonduren.[2]
     Er worden ondertussen wel alternatieve tennistoernooien georganiseerd in met name Europa en de Verenigde Staten. Zo speelt Kiki Bertens van 13 tot en met 19 juli een toernooi in Berlijn, dat drie dagen op kunstgras en drie dagen op hardcourt wordt gespeeld.[3]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Balkanlanden vrezen tweede golf besmettingen met coronavirus” (ZO 5 JULI 2020), NOS
  3.   Weblink bron “Federer pas in 2021 terug op de baan na nieuwe ingreep aan knie” (10-06-2020), NOS