ten overstaan van

  • ten over·staan van

ten overstaan van

  1. (formeel) tegenover
    • Wat is voor een mens decenter dan een bescheiden houding ten overstaan van het raadsel? [1]
  2. (formeel) voor de ogen van
    • Uit deze tijd dateert ook het verhaal van de student wiens werkstukje door Huizinga ten overstaan van zijn medestudenten werd verscheurd en die zijn hele verdere leven nooit heeft geweten wat hij had misdreven. [2]
  3. (formeel) in aanwezigheid van (gevolgd door de aanduiding van een functionaris wiens aanwezigheid vereist is)
    • Op 3 september 1940 vond ten overstaan van een rechter-commissaris uit de Raad van Justitie te Batavia het royement plaats van de hypotheek die gesloten was ten behoeve van wijlen E.A.S. Crone-Loonen. [3]