• ten ge·vol·ge

ten gevolge o

  1. als resultaat, als consequentie
    • In de Middeleeuwen werd elke winst ten gevolge van lening door de Kerk veroordeeld. [2]
    • Deze brief ten spijt maakten Margaretha en haar opvolgster Elizabeth van Hongarije de betaling van het jaargeld afhankelijk van Erasmus' terugkeer naar de Nederlanden. Ten gevolge hiervan heeft Erasmus zijn jaargeld nooit meer ontvangen. [3]
    • De touwen waarop de katernen genaaid zijn, hebben de ribben op de rug ten gevolge. [4]
  • tengevolge (mogelijkheid in officiële schrijfwijze tot 2006)