taser
  • ta·ser
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord taser tasers
verkleinwoord

de taserm

  1. (ordehandhaving) wapen waarmee een tegenstander tijdelijk kan worden uitgeschakeld
     Agente verwart wapen met taser en schiet zwarte man dood: Op beelden van de aanhouding van de zwarte man is te zien hoe een agente hem doodschiet in Minneapolis. Volgens de politie verwarde de agente haar vuurwapen voor een stroomstootwapen. Toen de jongeman wilde ontsnappen, schoot de agente.[2]
     Het incident was aan het eind van de middag in stadsdeel Alsterdorf. De man bedreigde automobilisten in de omgeving van de Sengelmannstrasse. Agenten probeerden hem te arresteren en gebruikten daarbij een taser en pepperspray.[3]
     Een taser verlamt door middel van een elektrische schok van 50.000 volt. Twee darts met stroomdraden schieten uit de taser naar het doelwit. De draden zijn zo’n zeven meter lang en moeten allebei het doelwit raken om het elektrische circuit te sluiten. Als ze allebei in de kleding of huid blijven hangen, levert de taser een reeks stroomstoten af. Die blokkeren de elektrische signalen van de hersenen naar de spieren, waardoor de geraakte persoon verlamd neerstort.[4]
vervoeging van
taseren

taser

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taseren
    • Ik taser. 
  2. gebiedende wijs van taseren
    • Taser! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taseren
    • Taser je? 
  1. taser op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Agente verwart wapen met taser en schiet zwarte man dood” (12-04-2021), NOS
  3.   Weblink bron “Politie in Hamburg schiet man dood die hulpverleners aanvalt met mes” (28 MEI 2021), NOS
  4.   Weblink bron
    Gieljan de Vries
    “Draadloos schokken” (22 juni 2004), nemokennislink.nl