• taps
  • In de betekenis van ‘kegelvormig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1861 [1]
  • afgeleid van tap met het achtervoegsel -s [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen taps tapser tapst
verbogen tapse tapsere tapste
partitief taps tapsers -

taps [3]

  1. kegelvormig

de tapsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tap
89 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[4]


taps

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) tap

taps mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tap


  • ta·ps

taps, o

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van tap