• tang·be·we·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord tangbeweging tangbewegingen
verkleinwoord

de tangbewegingv

  1. (militair) een troepenbeweging waarbij men de vijand van twee kanten inklemt zoals de bekken van een tang iets kunnen inklemmen
     Het plan voor Unternehmen Zitadelle was om de stad Koersk met een tangbeweging in te nemen, waarbij Von Manstein de operaties vanuit het zuiden leidde met ons, divisie LSSAH, als speerpunt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Het einde van het verhaal” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645521