tamboeren
- tam·boe·ren
tamboeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tamboeren |
tamboerde |
getamboerd |
zwak -d | volledig |
- op de tamboer slaan
- veel lawaai maken
- (figuurlijk) met veel lawaai en gedoe de aandacht vragen voor een onderwerp
- Is dat alleen gevolg van de onachtzaamheid en lauwheid van de politici en opiniemakers? Nee, zeker niet. Ook christenen in het Westen treft blaam. Zij kunnen nog iets leren van de homolobby, die bleef tamboeren op het vraagstuk van de homorechten. [2]
- [3] tamboereren, aandringen
- Het woord tamboeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tamboeren" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ tamboeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Reformatorisch Dagblad 07-02-2014 Commentaar: Weinig aandacht voor christenen in debat rond Sotsji
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be