tamarisk
- ta·ma·risk
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tamarisk | tamarisken |
verkleinwoord |
de tamarisk m
- (plantkunde) Tamarix een geslacht van altijd groene bomen uit de tamariskfamilie (Tamaricaceae)
1. Zuid-Europese sierheester
- Het woord tamarisk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tamarisk" herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ tamarisk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be