talmoed
Niet te verwarren met: Talmoed |
- tal·moed
- Leenwoord uit het Hebreeuws, in de betekenis van ‘misjna plus commentaar daarop’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
- uit Hebreeuws תלמוד (talmúd) "leer" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | talmoed | talmoeds (talmoediem) |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) een exemplaar van de Talmoed
- Daar ging hij in zijn talmoed zitten lezen, waarbij hij af en toe in een onverstaanbaar taaltje gebeden prevelde. [4]
- wordt als exemplaar van een tekst met een kleine letter gespeld
- Het woord talmoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "talmoed" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Forsyth, F.De Verrader (2010) Bruna Uitgevers B.V., Utrecht; ISBN 9789044960396; gedeelte 17; geraadpleegd 2015-02-06