• ta·jan·te
  enkelvoud meervoud
mannelijk tajante tajantes
vrouwelijk tajante tajantes

tajante

  1. categorisch, onverbiddelijk, beslist
  2. scherp, snijdend
    «Varo Borja había sido tajante: descartada la posibilidad de conseguir el número Dos por métodos convencionales, era tiempo de ir meditando un plan heterodoxo de adquisición. [1]»
    Borja had erop gestaan: na de mogelijkheidheid om nummer Twee op de gebruikelijke wijze te verkrijgen verworpen te hebben was het tijd om zich te bezinnen op een minder orthodoxe wijze.
  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)