• taal·te·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord taalteken taaltekens
verkleinwoord

het taaltekeno

  1. (taalkunde) een betekenisdragend element van een taal
     Er is een karrenspoor achtergelaten in de modder. Het aanwezige spoor vertegenwoordigt iets wat afwezig is. Wie het spoor volgt, zal uiteindelijk bij de kar zelf uitkomen. Is de taal ook zo’n spoor van iets wat zelf afwezig is? Stelt het taalteken het object voor in zijn afwezigheid?[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Drs. Jacob Kruidenier
    “Inleiding in de taalfilosofie” (20-11-2002), Reformatorisch Dagblad