taalkring
- taal·kring
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalkring | taalkringen |
verkleinwoord |
de taalkring m
- groep mensen die een eigen dialect of jargon gebruikt
- ▸ De plaatselijke taalkring verzorgt elke week een aflevering in ”De Kniepliende”, een serie in en over dialect.[2]
- ▸ Je zit onmiddellijk in dezelfde taalkring. Zonder iets te hoeven uitleggen, begrijp je elkaar.[3]
- ▸ De ruim 1.000 respondenten werd ook gevraagd of Elio Di Rupo (PS) aanvaardbaar is als eerste minister. Voor 51 procent van de Vlamingen is hij ,,helemaal onaanvaardbaar, voor nog eens 17 procent ,,eerder onaanvaardbaar. Al blijft dat natuurlijk een theoretische oefening, want een politicus wordt per taalkring gekozen en er is geen rechtstreekse premierverkiezing.[4]
- Het woord taalkring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Evert van Dijkhuizen“Bejaardenomroep Genemuiden draait psalmen en gospel” (14-12-2012), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Oude vrienden” (16 juni 2010), Het Parool
- ↑ Weblink bron ita“Liever geen premier Di Rupo” (24/11/2006), De Standaard