sync
- sync
vervoeging van |
---|
syncen |
sync
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syncen
- Ik sync.
- gebiedende wijs van syncen
- Sync!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van syncen
- Sync je?
- Het woord sync staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- sync
- [zelfstandig naamwoord] (verkorting) van synchronization
- [werkwoord] (verkorting) van synchronize
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sync | syncs |
sync
- synchronisatie, gelijkop (doen) verlopen van processen die elkaar beïnvloeden, ontbreken van storende tijdsverschillen
- (muziek) harmonie
- «in sync»
- harmonieus, gelijkopgaand
- «in sync»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sync |
he/she/it | syncs |
verleden tijd | synced |
voltooid deelwoord |
synced |
onvoltooid deelwoord |
syncing |
gebiedende wijs | sync |
sync
- synchroniseren, syncen, gelijkop laten verlopen van processen die elkaar beïnvloeden, tegengaan van tijdsverschil