swinger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- swin·ger
Woordherkomst en -opbouw
- Overgenomen van het Engelse swinger, van het Engelse to swing
- Naamwoord van handeling van swingen (het tijdelijk wisselen van seksuele partner) met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | swinger | swingers |
verkleinwoord | swingertje | swingertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (seksualiteit) iemand die doet aan tijdelijke ruil van seksuele partner
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord swinger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.