svikte
- svik·te
- Afkomstig uit het Nederduits.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
svikte |
svikter |
sviktet svikta |
sviktet svikta |
Klasse 1 zwak |
svikte
- onovergankelijk zwichten, buigen
- «Grunnen sviktet under føttene.»
- De grond zwicht onder je voeten.
- «Grunnen sviktet under føttene.»
- onovergankelijk uitvallen, vervallen, mislukken, onjuist blijken
- «Alle prognoser sviktet.»
- Alle prognoses zijn mislukt.
- «Alle prognoser sviktet.»
- onovergankelijk uitzetten, stokken, wegblijven, uitblijven, weigeren
- «Publikum sviktet.»
- Het publiek is uitgebleven.
- «Publikum sviktet.»
svikte en
- overgankelijk iemand of iets in de steek laten, verraden
- «Den rødgrønne regjeringen har sviktet alle landets studenter.»
- De rood-groene regering heeft alle studenten van het land in de steek gelaten.
- «Den rødgrønne regjeringen har sviktet alle landets studenter.»
- svik·te
- Afkomstig uit het Nederduits.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
svikte |
sviktar |
svikta |
svikta |
Klasse 1 zwak |
svikte
- onovergankelijk zwichten, buigen
- «Grunnen under føtene svikta.»
- De grond zwicht onder je voeten.
- «Grunnen under føtene svikta.»
- onovergankelijk uitvallen, vervallen, mislukken, onjuist blijken
- «Kalkylane svikta.»
- Alle berekeningen zijn mislukt.
- «Kalkylane svikta.»
- onovergankelijk uitzetten, stokken, wegblijven, uitblijven, weigeren
- «Publikum svikta.»
- Het publiek is uitgebleven.
- «Publikum svikta.»
svikte en
- overgankelijk iemand of iets in de steek laten, verraden