Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·per·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord superdag superdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de superdagm

  1. een hele goede dag waarop je een hele goede prestatie kunt leveren
    • "Deze kwam uit mijn tenen", zei Van Dijk na haar race tegen de klok. "Het was een lastig parcours om je ritme te vinden en ik had zeker geen superdag. Het is jammer dat het niet genoeg was voor het eindklassement, maar ik ben wel blij met deze zege natuurlijk." [1] 
    • "Ik had een superdag. Ik wil nooit mijn tussentijden weten, maar ik heb geen risico genomen. Ik voelde dat ik een goede dag had en dat het voor Roglic en Froome moeilijk zou worden. Maar dat ik dan ook nog de tijdrit met een verschil van één seconde win. Wat een ontknoping. Dit is echt super." [2] 
    • "Dit was heel speciaal, een wedstrijd in eigen land voor zo veel publiek", vertelde de jarige Zwitser (32), die naar eigen zeggen niet eens een superdag had. [3] 
Antoniemen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen