Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sui·ze·bol·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

suizebollen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
suizebollen
suizebolde
gesuizebold
zwak -d volledig
  1. iemand duizelig of verward maken
     Ook andere commissieleden zaten te suizebollen, maar Bienkowska wist van geen ophouden.[3]
     De rechter doet een uitspraak die je doet suizebollen. Volgens de rechter heeft de gemeente het winkelgebied weliswaar ten onrechte als toeristisch aangewezen en daarmee de Winkeltijdenwet overtreden, maar betekent dit niet dat winkeliers in Alexandrium nu verplicht zijn hun winkels op zondag gesloten te houden.[4]
  2. knikkebollen
Synoniemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. suizebollen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Frans Boogaard
    “Brussel vraagt hulp regeringsleiders in autoschandaal” (10-02-2017), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Peter Schalk
    “Recht is krom” (tekst Pete), Reformatorisch Dagblad
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be