knikkebollen
- Geluid: knikkebollen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈknɪkəˌbɔlə(n) / (4 lettergrepen)
- knik·ke·bol·len
- In de betekenis van ‘dommelend knikken’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- Samenstellende afleiding van de stam van knikken en bol met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knikkebollen |
knikkebolde |
geknikkebold |
zwak -d | volledig |
knikkebollen
- inergatief zittend half in slaap vallen
- De helft van de personeelsleden zat te knikkebollen tijdens de ellenlange toespraak van de algemeen directeur.
- Het woord knikkebollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knikkebollen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "knikkebollen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be