soezen
- soe·zen
- In de betekenis van ‘suffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1858 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
soezen |
soesde |
gesoesd |
zwak -d | volledig |
soezen
- dommelen, half slapen
- Hij lag een beetje in de stoel te soezen.
1. dommelen, half slapen
de soezen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord soes
- Het woord soezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soezen" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "soezen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be