soes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- soes
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gebak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1791 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soes | soezen |
verkleinwoord | soesje | soesjes |
Zelfstandig naamwoord
soes
Vertalingen
1.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
soezen |
soes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Ik soes.
- gebiedende wijs van soezen
- Soes!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Soes je?
Werkwoord
vervoeging van |
---|
soezen |
soes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Ik soes.
- gebiedende wijs van soezen
- Soes!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Soes je?
Gangbaarheid
- Het woord soes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soes" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "soes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be