substantieel
- sub·stan·ti·eel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voedzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
- afgeleid van substantie (met het voorvoegsel sub- en met het achtervoegsel -eel) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | substantieel | substantiëler | substantieelst |
verbogen | substantiële | substantiëlere | substantieelste |
partitief | substantieels | substantiëlers | - |
substantieel
- van de substantie, met substantie
- fundamenteel
- Het woord substantieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "substantieel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "substantieel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be