strikken
- strik·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
strikken |
strikte |
gestrikt |
zwak -t | volledig |
strikken
- overgankelijk (kleding) (van een stropdas, schoenveters of een lint) met een sierlijke knoop vastmaken
- ▸ De grootste conducteur stond opeens naast me en vroeg om mijn kaart. Terwijl hij scande, knikte hij naar mijn gymschoenen. „En je moet je veter strikken.” Ik strikte mijn veter.[1]
- overgankelijk (jachttaal) vangen van een dier in met een lus die het dier door zijn bewegingen strak aantrekt
- ▸ Aanvankelijk weet hij zijn gezin nog te onderhouden door het strikken van konijnen, maar als hij verschillende tegenslagen te verduren krijgt, vlucht hij in de drank en raakt totaal verbitterd.[2]
- overgankelijk (figuurlijk) iemand bereid vinden om iets te doen
- ▸ Zij strikken de straatveegster voor een list: als ze doet alsof ze de kleindochter van de keizerin (…) is, kunnen zij een royale beloning opstrijken.[3]
- [3] strikken voor
de strikken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord strik
- Het woord strikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strikken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Marcel van Roosmalen“Spoorervaring” (16 augustus 2018) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Ingeborg Hendriks & Wilma van der PennenLeven langs de zijlijn : Sonya Hartnett: winnares van de Astrid Lindgren Memorial Award 2008 in: Literatuur zonder leeftijd., jrg. 23 nr. 79 (zomer 2009), Biblion Uitgeverij, Leidschendam, ISBN 978 90 5483 9026, p. 42
- ↑ Weblink bron Elisabeth Oosterling“Anastasia is een sprookje met genoeg magie om in te geloven” (23 september 2019) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be