Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strij·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strijkel strijkels
verkleinwoord strijkeltje strijkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de strijkelm

  1. stok waarmee men een maat meel of graan kan afstrijken
  2. stok waarmee men een zeis kan scherpen
Synoniemen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
13 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen